Een gebroken hart op de kinderopvang
Wat deden we hier eigenlijk, hadden we ons niet beter moeten voorbereiden?
Leestijd: 4 minuten
We waren nauwelijks gewend aan het idee dat we een dochter zouden krijgen, of er stond al een afspraak bij een kinderdagverblijf op het programma.
Het gebouw lag aan een drukke straat.
Terwijl we onze fietsen in de stalling plaatsten, hoorden we vanuit een open raam uitbundig gelach van een groep vrouwen. Ze hadden die vrije, onbeschroomde toon van collega’s onder elkaar — zo zullen ze ongeveer klinken als ze bespreken wanneer ze voor het laatst een kind hebben geknepen, schoot het door me heen.
Ik belde aan.
We werden binnengeleid door een weinig spraakzame pedagogisch medewerker die ons achterliet in een verlaten speelhal.
Onwennig keken we om ons heen.
Toen ik mijn vingers over de rand van een glijbaan streek, alsof ik een handelaar in speeltoestellen was, kwam er een tweede vrouw de ruimte binnengelopen.
Ze stelde zich voor als de manager.
‘Zullen we dan maar?’ zei ze, en met haar arm maande ze ons om voor te gaan.
Ik probeerde het perfecte aantal vragen te stellen. Niet te veel, want dan leek ik de weeïge vriend die een tien voor modern vaderschap probeert te halen. Maar ook niet te weinig, anders zou de manager denken dat ik een holbewoner was.
Specifieker: ik stelde er drie. Wat de breng- en haaltijden waren — ‘goeie,’ zei de manager, en door mijn lijf schoot een siddering van zelffelicitatie; of de leeftijden door elkaar zaten of dat er aparte groepen waren — verticaal of horizontaal, gooide ik erachteraan, want ik kende heus de termen wel; en hoelang zij hier al werkte.
Die laatste vraag was puur omdat er in de keuken een stilte was gevallen die te lang aanhield.
Een jongetje op een loopfiets botste tegen de benen van de manager. ‘Aan de kant,’ riep hij. ‘Aan de kant, ik moet erlangs.’
Terwijl het jongetje voorbijging, keek hij me aan. Wat sta je daar nou, leek hij te zeggen.
Over de kinderopvang zelf had ik zo goed als geen mening. Verder dan vage indrukken — kleurrijk, schattig, ruim, muf — kwam het maar niet.
In de slaapkamer zei ik: ‘Mooi.’
‘Nou, het is heel simpel,’ zei de manager.
‘Ja, nee, dat is ook zo,’ bood ik mijn excuses aan.
Wat deden we hier eigenlijk, hadden we ons niet beter moeten voorbereiden? Nee, we wáren goed voorbereid, we hadden een hele lijst met onderwerpen samengesteld. Maar nu we hier zo stonden, niet tegenover een instantie maar tegenover een vrouw genaamd Sanne, leek het me volstrekt absurd om ineens mijn mobiel erbij te pakken en te zeggen: ‘Goh, wat is eigenlijk jullie pedagogische visie?’
Buiten wees de manager naar een kooi met gaas eromheen waarin iets lag dat op een kind leek.
‘Slapen,’ lichtte ze toe.
‘O ja,’ zei ik, ‘wat leuk.’
De manager bleef staan om ons het nieuws te brengen dat er binnenkort een babygroep zou sluiten. Ze had erop geoefend, merkte ik. Niet schrikken, was de gewenste ondertoon, het betekent verder niets.
‘Oké,’ zei ik, ‘dus de werkdruk valt bij jullie nog mee.’
‘Nou, het aantal kinderen per werknemer blijft gewoon gelijk.’
‘O, gaan er mensen weg,’ zei ik.
‘Nee hoor.’
Ik knikte.
De rondleiding eindigde op een plein. Een pedagogisch medewerker liep in snelle pas achter een jongetje aan dat een schep vasthad. ‘Teruggeven,’ gilde ze. ‘Michiel, teruggeven. Wij gaan hier niet van elkaar stelen.’
Terwijl de manager de laatste voorzieningen beschreef, greep een meisje haar broek vast en drukte haar gezicht ertegenaan. Blijkbaar was de manager dit gewend; zonder naar beneden te kijken streek ze door de haren van het meisje; zachtjes, liefdevol.
‘Nou, dat was het wel zo’n beetje,’ zei de manager, en toen ze aanstalten maakte om weer naar binnen te gaan, raakte het meisje in paniek.
‘Ik ben zo weer terug,’ zei ze, en ze hield het meisje van zich af terwijl ze het hekje voor haar sloot.
De manager liep door, maar ik bleef staan, omdat mijn hart aan gruzelementen was geslagen door de blik van dat meisje. Eerst keek ze naar de manager, en toen die uit het zicht was verdwenen, keek het meisje naar mij.
‘Wat vond je ervan?’ vroeg mijn vriendin op de terugweg.
Ik dacht aan al die momenten in een mensenleven waarin je er alleen voor staat.
‘Buiten slapen,’ zei ik. ‘Leuk, ik wist niet dat dat kon.’
Afbeelding door Matiinu Ramadhan via Unsplash
Mijn hart scheurt.
Ik had ooit een Kwade Osteopate: https://wimoosterlinck.wpcomstaging.com/2017/05/31/de-kwade-osteopate/
Kies gewoon voor een gastouder; klein, max 6 kindjes tegelijk, huiselijke setting, altijd dezelfde persoon die jouw kindje opvangt, de gastouders voldoen ook aan alle eisen.