Ik ben onder de indruk van HhhH, de historische roman van Laurent Binet
En ik zal uitleggen waarom
Fijnproevers binnen de literatuur hebben doorgaans moeite met de uitdrukking ‘leest als een trein’, omdat er een zekere oppervlakkigheid vanuit lijkt te gaan.
Toch ga ik het zeggen. HhhH, subtitel: Himmlers hersens heten Heydrich, de historische roman van de Franse schrijver Laurent Binet, leest als een trein.
Korte achtergrond: Reinhard Heydrich was een van de machtigste mannen van het Derde Rijk, rechterhand van Himmler (vandaar die subtitel) en een van de belangrijkste bedenkers en uitvoerders van de Holocaust. De term Holocaust is inmiddels zo’n gebruikelijk onderdeel van ons gedeelde vocabulaire geworden dat ze de klank van een eufemisme heeft gekregen. Dus ook nog even zo: ik bedoel de uitroeiing van zes miljoen Joden.
De verteller van HhhH – nee, het went niet, het blijft een belachelijke titel – is geobsedeerd door een aanslag op Heydrich die in 1942 in Praag ook echt heeft plaatsgevonden. Het eerste deel is voornamelijk een biografie van Heydrich, en op zichzelf al interessant genoeg. Zo leer je hem kennen als een ‘seksueel gestoorde’ man ‘met een uitzonderlijk talent voor ambtelijk werk en een wat kinderlijke grootheidswaan’. De beul, was zijn bijnaam, de slager, het blonde beest. Of, zoals Hitler hem noemde: de man met het ijzeren hart. ‘Uitzonderlijk begaafd en uitzonderlijk gevaarlijk.’ (Alweer Hitler.)
Maar ik moet oppassen dat ik die malloot niet te groot maak, want de schrijver heeft iets anders voor ogen. Veel meer nog dan Heydrich zijn het de twee verzetsstrijders die de aanslag op hem plegen, de Slowaak Jozef Gabčík en de Tsjech Jan Kubiš, die Binet fascineren. HhhH is geen neutrale, afstandelijke geschiedenisles, maar een ode aan de absurde moed van die twee mannen. Tegelijkertijd is het een haatrede tegen iedereen die de nazi’s ook maar de schijn van medewerking verleende. Daardoor is het een betrekkelijk simplistisch zwart-witverhaal, zou je kunnen denken, en ik heb nog geen argument gevonden om daartegenin te brengen, behalve dat het me geen moment heeft gestoord, ten eerste omdat het zo zorgvuldig en beheerst is opgeschreven, en ten tweede omdat het hier een roman betreft: de verteller is een personage, geen historicus. Al sluit ik niet uit dat ik dat heb bedacht om van de vraag af te zijn.
Het is vooral een spannend boek, vandaar dat lezen als een trein. De manier waarop Binet naar de aanslag toewerkt en hoe hij die uiteindelijk beschrijft, is van uitzonderlijke kwaliteit. Je zou HhhH een thriller kunnen noemen, maar omdat ik daar een vieze smaak van in de mond krijg, in combinatie met de Holocaust, laat ik dat achterwege.
Met de Holocaust wordt overigens in het geheel niet luchtig omgesprongen. Binet gaat geen enkel ongemakkelijk feit uit de weg en zijn beschrijving van bijvoorbeeld de slachtpartij van Babi Jar of de verwoesting van Lidice brengt de waarheid op zo’n afschuwelijke manier tot leven dat het op sommige bladzijden juist weer wel dient als historisch document. Zeker, Binet doet aan heldenverering wanneer hij de verzetsstrijders bespreekt, maar andere vormen van romantisering gaat hij gelukkig uit de weg, vooral omdat hij zichzelf voortdurend tot de orde roept.
Dat is iets anders wat me zo enorm aan deze roman bevalt: de verteller is constant bezig zijn eigen verhaal te ondermijnen. Voorbeeld: Heydrich wordt in zijn jeugd gepest. ‘In die tijd kun je hem nog bespotten zonder je leven te riskeren,’ schrijft Binet. ‘Maar het is ook de fijngevoelige periode waarin een kind rancune aanleert.’
Oef, spannend – einde hoofdstuk.
Waarna hij opent met de mededeling dat het zo niet werkt. Je kunt niet zomaar een gebeurtenis in zijn jeugd aanwijzen en zeggen: dáár werd hij een nazi. Wat Heydrich uiteindelijk zo wreed maakt, blijft onduidelijk. Maar omdat de verteller je meeneemt naar die onduidelijkheid en zegt: meer materiaal had ik niet tot mijn beschikking, hier moeten we het mee doen, heb je daar als lezer vrede mee.
Daarnaast wil Binet laten zien hoe moeilijk het is om bij de feiten te blijven en toch een goed verhaal te vertellen, waardoor je zomaar een zin als deze kunt tegenkomen: ‘Ik heb iets stoms gezegd, enerzijds door een foutje van mijn geheugen en anderzijds door mijn verbeeldingskracht die het soms van me overneemt.’
Klinkt vermoeiend, is het niet. Want het wordt perfect gedoseerd. En door die voortdurende zelfondermijning komt zijn kritiek op collega’s - filmregisseurs, romanschrijvers en andere vertellers die de nazi’s als onderwerp hebben genomen - des te beter uit de verf. Jonathan Littell vindt hij een prutser. Anderen hadden eerlijker moeten zijn, zegt Binet, of in elk geval ‘minder verblind door de troebele aantrekkingskracht die alles wat onder het nazisme valt op hen heeft’.
Ook Binet is af en toe verblind, niet door de aantrekkingskracht van de nazi’s, maar door die van de verzetsstrijders. Het verschil is alleen dat hij dat zelf doorheeft, en niet te beroerd is om de lezer daarvan op de hoogte te stellen.