Als freelance schrijver neem ik regelmatig interviews af, en ik probeer het mijn gasten gemakkelijk te maken. Ik ben geen Sven Kockelmann, ik wil ze niet opjagen, ik wil dat ze ontspannen. Om Gijs Groenteman te parafraseren: kritisch interviewen is het saaiste wat er is.
Tuurlijk, af en toe is sturing nodig, want mensen die hardop nadenken, zijn geneigd in abstracties en vooral jargon te spreken, maar los van enkele vragen om verheldering en metaforische tikjes in het gezicht om ze bij de les te houden, ben ik een kameleon: ik neem de kleur van de geïnterviewde aan. De rest komt later wel, in het Word-bestand.
Althans, dat is het idee.
Ik sprak een vrouw die verstand heeft van online fora waarop ambtenaren informatie uitwisselen. Wat dat precies betekent, is niet relevant. Waar het om gaat, is dat de kameleon in het nauw kwam.
De vrouw vertelde dat alle ambtenaren, ongeacht hun positie in de hiërarchie van de organisatie, konden meepraten. Het was een zeer democratische manier van communiceren.
Ik begreep wat ze bedoelde, maar dacht meteen aan start-ups die beweren dat de schoonmaker evenveel te zeggen heeft als de ceo. ‘We zijn een familie’ – dat soort onzin.
Nog steeds kan ik me vinden in mijn eigen kanttekening, het probleem was alleen: ik zei het verkeerd.
‘Maar dat gaat dan wel op basis van autoriteit, neem ik aan,’ zei ik. ‘Je kunt niet elke mening even serieus nemen.’
‘Nee, op basis van kennis,’ zei de vrouw.
Ik knikte, ik begreep de correctie. Ik had inderdaad bedoeld dat een mening hout moet snijden en uit werkelijk inzicht moet volgen, niet dat iemand met meer macht automatisch ook serieuzer moet worden genomen. Autoriteit was precies het verkeerde woord.
‘Dat gaat op basis van kennis,’ herhaalde ze. ‘Zeker niet op basis van autoriteit.’
Ik knikte nog een keer.
‘Op autoriteit moet je nooit iets baseren.’
Dit was ongeveer het moment waarop het gebeurde: de kameleon werd rood. Niet omdat de geïnterviewde die kleur had aangenomen, maar omdat de kameleon zijn ergernis niet meer kon verbergen.
‘Ja, nee, autoriteit is niet het juiste woord,’ zei ik, en hoewel ik schrok van mijn felle stem, leek ze me niet te horen. Ze had van haar eigen gelijk geproefd en dat smaakte naar meer.
‘Even tussen jou en mij,’ ging ze verder. ‘In de Tweede Wereldoorlog had je ook autoriteit. Dat wil je niet, geloof me.’
Mensen zijn rare beesten, het ene moment neem je een slokje van je koffie, het volgende moment probeer je met man en macht een discussie te winnen waarvan je al weet dat je die hebt verloren.
De kameleon werd paars.
Ik zei: ‘De autoriteit van het argument, bedoel ik eigenlijk.’
Jaren geleden, in een aflevering van Expeditie Robinson, kregen de kandidaten te horen dat er de volgende dag een fysieke proef zou plaatsvinden. Rond het kampvuur werd die avond druk gespeculeerd wat ze te wachten stond. Een lieve, niet al te snuggere man die al een tijdje had gezwegen, nam ten slotte het woord: ‘Misschien bedoelen ze fysiek met je hoofd.’
Maanden later kon ik daar op de fiets of tijdens de afwas nog om lachen. Nu was ik zelf die man geworden.
De vrouw gaf geen centimeter.
‘Kennis dus,’ zei ze.
Eindelijk vond ik mijn zelfbeheersing terug. Hoewel ik nog steeds in opstand wilde komen – ‘de waarheid verhoudt zich tot een discussie zoals een geslachtsdeel tot seks: er alleen mee zwaaien is niet genoeg,’ had ik willen zeggen – vrat ik mijn weerzin op en haalde adem.
‘Je hebt volkomen gelijk,’ zei ik. ‘Stom, laten we doorgaan.’
Afbeelding door Leuchtturm Entertainment via Unsplash