Ik vroeg mijn oud-leraar waarom hij mij nog elke verjaardag feliciteert
De vastberaden hartelijkheid van meneer Sai-A-Tjin (69)
Meneer Sai-A-Tjin gaf informatica. Als docent was hij vriendelijk en streng. Toen tijdens onze eerste les een klasgenoot vervelend was, zei hij: ‘Wij gaan een probleem krijgen, dat weet ik nu al.’ Hij zei het met een glimlach. Intimiderend, ongrijpbaar.
Ik haalde mijn vwo-diploma en dacht nooit meer aan informatica. Maar wel aan Sai-A-Tjin. Ik was bevriend met hem op Facebook, en wanneer ik jarig was, ontving ik een felicitatie. De eerste keren bedankte ik hem in een reactie, daarna drukte ik alleen nog op like en uiteindelijk kreeg hij niets meer.
Toch bleef hij volhouden. Soms had ik weken niet op Facebook gekeken, en dan stond er alleen een melding open van meneer Sai-A-Tjin.
Dit jaar, twaalf jaar nadat ik de middelbare school had verlaten, hield ik het niet meer. Waar haalde die man de discipline vandaan?
Ik vroeg of ik hem mocht bellen.
‘Tuurlijk!’ schreef hij terug, en hij gaf me zijn nummer.
Zeven felicitaties per dag
Hij zit in de auto als ik hem bel. In een busje, beter gezegd. Ronald Sai-A-Tjin, als docent inmiddels gepensioneerd, zit in een band. Hij is gitarist en leider van Soulmen’s Party. ‘Wij spelen de dance-, soul- en R&B-classics van de jaren 60 tot nu,’ vertelt hij. De andere bandleden slapen, Sai-A-Tjin zit aan het stuur. Ik sta op speaker. Ze zijn onderweg naar Limburg.
‘Weet je überhaupt nog wie ik ben?’ vraag ik.
‘Jij hebt bij mij in de klas gezeten. Op het Willem Blaeu.’
Hij vertelt dat hij veertig jaar heeft lesgegeven, op meerdere middelbare en hogescholen in de omgeving Den Helder en Alkmaar.
‘Dat zijn nogal wat leerlingen,’ zeg ik. ‘Feliciteer je die allemaal op hun verjaardag?’
‘Degenen die ik op Facebook heb, feliciteer ik altijd.’
‘Echt iedereen?’ vraag ik, want ik heb zijn vriendenaantal bekeken: meer dan tweeduizend.
‘Iedereen. Zodra ik ‘s ochtends mijn ogen opendoe, kijk ik op mijn telefoon. De een krijgt een geschreven tekstje, de ander een kaartje. Zo’n digitaal verjaardagskaartje, weet je wel. Ik heb een hele map vol op mijn computer, en dan pik ik er een uit die bij die persoon past. Ik stuur er zo’n zeven op een dag.’
‘Mijn god, wat een werk.’
‘Weet je wat het is - en dat klinkt misschien een beetje belegen; voor mij is het een paar minuten werk, terwijl het voor een ander een grote impact kan hebben. Bij een optreden komen ze altijd naar me toe: meneer Sai-A-Tjin, roepen ze dan. Negen van de tien gezichten herken ik meteen. Jij hebt ook zo’n sprekend gezicht.’
‘Heb ik een sprekend gezicht?’ vraag ik, vissend naar een compliment.
Maar Sai-A-Tjin hapt niet. ‘Sommige gezichten onthoud je gewoon.’
‘Mijn moeder vergat nooit iemand. Nooit’
Ik durf niet te zeggen wat ik eigenlijk wil zeggen: ik heb jou nog nooit gefeliciteerd - hoe voelt dat?
In plaats daarvan vraag ik: ‘Krijg je ook felicitaties terug?’
‘Nou, weet je wat ik onlangs heb gedaan? Ik heb mijn eigen verjaardag van Facebook gehaald.’
‘O, dat is een beetje hypocriet.’
Sai-A-Tjin lacht. ‘Nee, dat heb ik gedaan om een doodsimpele reden: voor mij hoeft het niet.’
‘Je bent een gever,’ zeg ik, en ik betrap mezelf op ironie. Meteen wil ik bijsturen, duidelijk maken dat ik hem serieus neem, want dat doe ik. Maar Sai-A-Tjin is me voor.
Volkomen ernstig: ‘Precies.’
‘Waar haal je die discipline vandaan? Is dat aangeboren, of heb je die eigenschap moeten ontwikkelen?’
Weer slaat hij die toon aan - nou, weet je wat het is - alsof de wereld overzichtelijk is, of in elk geval veel simpeler dan wat ik ervan maak. ‘Wij proberen gewoon attent te zijn.’
‘Wie is wij?’
‘Onze familie. Dat zit in ons dna. Mijn moeder deed het ook altijd. Die wist van iedereen alles. Ze tipte ons ook vaak: je moet die en die feliciteren. In Surinaamse kringen is dat ook wat normaler. Mijn moeder zou nooit iemand vergeten. Nooit.’
Even hoor ik alleen het geruis op de achtergrond. Dan zegt hij het nog een keer: ‘Echt nooit. Die had een verjaardagskalender - daar werd je gewoon stil van.’
‘Zou je moeder…’ begin ik aarzelend.
‘Ja?’
‘Zou zij online felicitaties niet onpersoonlijk hebben gevonden?’
‘Zeker,’ zegt Sai-A-Tjin. ‘Die belde. Of ze stuurde een kaartje. Meerdere per dag.’
Een ondergewaardeerd beroep
De naastenliefde wordt me langzaam te veel. Sai-A-Tjin heeft de proporties van een goeroe aangenomen. Ik zoek naar een keerzijde, een vleugje misantropie.
‘Verschijnt er weleens een jarige in je Facefookfeed van wie je denkt: die mag ik niet, die sla ik over?’
‘Nee.’
Ik geloof hem niet, dus laat een stilte vallen.
‘Er zitten heel veel oud-leerlingen tussen aan wie ik goede herinneringen heb,’ zegt hij.
‘Maar dat geldt niet voor iedereen.’
‘Kijk, als je het onderwijs ingaat, dan weet je dat kinderen puberen. We weten allemaal hoe lastig het is om op te groeien. Om volwassen te worden. Je moet je plekje nog vinden, opklimmen in de hiërarchie - en ja, af en toe moet je ook een beetje stoer doen. Voor mij is alleen altijd volkomen duidelijk geweest: alle geschillen eindigen bij de deur. Klaar. Morgen proberen we het opnieuw. We proberen het iedere dag opnieuw.’
‘Bijzonder beroep eigenlijk, docent.’
‘Zwaar ondergewaardeerd, wat mij betreft.’
‘En als je wordt uitgescholden in de supermarkt?’
‘Dat is iets anders. Van volwassenen verwacht ik volwassen gedrag. Gebeurt dat niet, dan weet ik: oké, jij hebt nog veel te leren.’
‘Je laat het bij de ander.’
‘Zijn probleem, niet het mijne.’
We worden onderbroken door een andere stem. Sai-A-Tjin heeft niet gelogen, er zijn ook anderen aanwezig. ‘Maastricht of Aken,’ zegt de stem, ‘wat doen we?’
‘Wij gaan gewoon naar Aken,’ zegt Sai-A-Tjin.
‘Ik laat jullie weer met rust,’ zeg ik.
Hij begint me uitvoerig te bedanken.
‘Nee, jij bedankt,’ zeg ik. ‘Ik stuur het stukje nog wel even naar je op zodat je kunt controleren of ik je goed heb geciteerd.’
‘Niet nodig, Dave,’ zegt Sai-A-Tjin. ‘Ik vertrouw je voor de volle honderd procent.’
Afbeelding via Ronald Sai-A-Tjin op Facebook
Wat een heerlijk stuk!
Het bestaat nog.