De onverwachte betekenis van een irritant kaartje in onze brievenbus
Verslag van een oplopend conflict met de vorige bewoner
Leestijd: 4 minuten
We bleven maar post ontvangen voor de vorige bewoner. Overheidsinstanties, bouwbedrijven, groothandels, loterijen, pensioenfondsen; iedere dag lag de mat vol met brieven, kaarten en folders gericht aan het juiste adres, maar aan de verkeerde naam.
Ik mailde hem een foto van de stapel.
‘Wat wil je dat we hiermee doen?’
‘Kom ik volgende week ophalen,’ schreef hij.
Maar dat gebeurde niet.
En de post bleef komen.
Afdeling adressenonderzoek
Op een dag — ik had inmiddels twee van die stapels op de bus gedaan (‘Vertrokken — retour afzender’), daarna had ik alles in de vuilnisbak geflikkerd — werd ik gebeld door een medewerker van de afdeling adressenonderzoek bij de gemeente. Of ik misschien wist waar de vorige eigenaar van deze woning op dit moment verbleef.
‘Heb je nou nog steeds je verhuizing niet doorgegeven?’ vroeg ik hem, wederom per mail, want zijn nummer had ik niet — en ik vertelde over die afdeling.
‘Ja, die heb ik ook gesproken!’ schreef hij. ‘Is geregeld.’
Vooral dat uitroepteken irriteerde me. Alsof hij me deelgenoot maakte van zijn avontuur. De afdeling adressenonderzoek, potverdorie, een jongensboek.
Dat hij zijn mails afsloot ‘met een nobele groet’, hielp niet mee.
Toch leek het me verstandig de relatie warm te houden, of op z’n minst lauw.
‘Kijk aan,’ antwoordde ik, ‘uitstekend.’
Kaart aan jou
Twee weken later lag er een kaartje voor hem op de mat. Handgeschreven.
Nu was de vorige bewoner in mijn hoofd allang niet meer de vriendelijke man die ons tijdens de laatste bezichtiging met aanstekelijk enthousiasme had laten zien hoe wij het horrengaas konden vervangen. Door al dat mailcontact, al die post, al dat geklaag en gescheld in de hal wanneer ik die naam weer zag staan, was hij verworden tot een mug, maandenlang zoemend rond mijn oor.
Maar de afzender van dat kaartje was dat niet. Voor hem — of haar, ik had geen idee, iedere letter was onleesbaar, een kind misschien? — mailde ik hem een foto.
Ik schreef er niets bij, alleen het onderwerp vulde ik in: Kaart aan jou.
‘Dit is de laatste keer, vriend,’ mompelde ik.
Tijd heelt alle wonden
De volgende dag, ik was die mail alweer vergeten, kreeg ik reactie.
Erg lief van je dat je een foto hebt gemaakt! In 2012 is mijn toenmalige vrouw overleden. Ze viel met d’r dronken kop van de trap tijdens een feestje bij de buren, zó met haar hoofd op de plavuizen. Dat heeft een diepe impact achtergelaten op iedereen die haar kende.
Vorige week zou ze jarig zijn geweest. Deze kaart is van haar beste vriendin.
Ik heb haar geen verhuisbericht verzonden, dat zal ik alsnog doen!
Dit was geen mug, dit was een mens; echter, realistischer dan veel van mijn kennissen.
Toen de schaamte enigszins was afgezwakt — ‘dit is de laatste keer, vriend,’ hoorde ik mezelf mompelen — schreef ik zo duidelijk mogelijk op wat ik aan medeleven voelde.
Gekmakend oneerlijk, noemde ik het ongeluk.
Ik ging ervan uit dat hij dit met een half oog, nagenoeg gedachteloos zou lezen en wegdrukken. Maar nog geen tien minuten later had ik antwoord.
Thanks. In oktober is het twaalf jaar geleden. Het klinkt cliché, maar tijd heelt alle wonden. De herinneringen blijven, maar de pijn gaat gelukkig weg.
Volgens Van Dale is een cliché een overbekende waarheid, een al te vaak gebruikte uitdrukking, ook wel een dooddoener. Wikipedia noemt het cliché een stijlfiguur waarbij een beeldspraak wordt gebruikt die haar kracht heeft verloren.
Tijd heelt alle wonden. De herinneringen blijven, maar de pijn gaat gelukkig weg.
Dit kon geen cliché zijn; ik had in tijden niet zo’n hoopvol bericht gelezen.
Met een nobele groet, stond eronder.
Dit artikel is geplaatst met zijn goedkeuring.
Wow. Cliché+cliché+cliché+ met een nobele groet... Zeker dat je vorige bewoner was geen AI?